
Kruimelpad
Je bent jong en je zorgt
Loes (18) is optimistisch, jong en mantelzorger. Al sinds de lagere school helpt ze bij de zorg voor haar papa. Dat is voor haar vanzelfsprekend. Een verhaal waarin liefde en tederheid de hoofdrol spelen.

De zorgen begonnen zo’n acht jaar geleden voor Loes en haar vader Marco. ‘Mijn papa was een bezige bij, stond altijd klaar voor iedereen’, vertelt Loes. ‘Hij werkte als buschauffeur en was vrijwilliger bij de Civiele Bescherming. Eigenlijk was hij vaak van huis. Maar papa had ook een zwakke knie, die na verloop van tijd helemaal versleten was.’
Marco kreeg maar liefst drie keer een nieuwe knieprothese. ‘De prothesen deden hun werk niet en veroorzaakten een verschrikkelijke pijn. Die was zo erg dat papa regelmatig het bewustzijn verloor. Op dit moment is de pijn zo erg dat mijn papa voortdurend zorg nodig heeft.’

Op de spoeddienst
Loes zat op de lagere school toen haar papa gezondheidsproblemen kreeg. Als jonge meid bracht ze samen met haar mama en broer vele avonden door op de spoeddienst van het ziekenhuis. Pas toen Marco een neurostimulator kreeg om de pijn te drukken, werd de situatie eindelijk draaglijker voor hem, en dus voor iedereen.
Door die geschiedenis is het voor Loes de logische keuze om samen met haar mama en broer mantelzorger te zijn voor haar papa. ‘Ik ben blij dat ik een verschil kan maken voor hem.’
Met een gerust gevoel naar school
Vóór de pandemie ging de mama van Loes elke dag uit werken. Ze ging dan vroeg de deur uit om snel weer thuis te zijn. Loes maakte haar papa wakker, hielp hem zo nodig uit bed en zorgde ervoor dat hij veilig in de woonkamer geraakte. ‘Ik checkte of eten en medicatie binnen handbereik waren en daarna vertrok ik naar school, met mijn smartphone dicht bij me.’
Tegenwoordig is het gezin van Loes vaker samen thuis. De dagen dat Loes toch naar school gaat, is ze gerust dat haar mama thuis werkt. ‘Als er dan iets is met papa, weet ik dat hij snel geholpen kan worden. Het verantwoordelijkheidsgevoel is er altijd, maar zo het is draaglijk.’
Een team met het hele gezin
‘Mama en ik leggen papa ’s avonds samen in bed. We kunnen dan rekenen op elkaar: de een houdt papa’s been in de gaten, de ander controleert of de deur al openstaat.‘
‘Met typische mannentaakjes wachten we tot mijn broer op bezoek komt. Hij woont niet meer thuis maar af en toe komt hij langs en dan klaart hij voor ons de opgespaarde klusjes. Zo vormen we een team met het hele gezin. Ook vrienden en buren steken een handje toe als het moet. En dat lukt prima.’

Mantelzorg loslaten dankzij paardrijden
De vraag hoe Loes tijd voor zichzelf neemt, beantwoordt ze aarzelend. Niet omdat ze niks kan bedenken. Wel omdat het voor haar een specifieke invulling heeft: me-time is voor zichzelf bezig zijn, maar ook een moment om de mantelzorg even los te laten. En dat is een reflex die ze niet gewend is.
Loes haalt ontspanning uit paardrijden. ‘Eén keer per week ga ik naar de manege. Daar verzorg ik een paard waar ik ook op mag rijden. Het is een van mijn passies. Waar ik ook veel voldoening en rust uit haal, is wandelen. Ik merk dat het goed is voor mijn hoofd om in beweging te zijn. En het doet dubbel deugd als een vriendin met me meewandelt.’
Relativeren
Door haar bijzondere situatie staat Loes vaker stil bij wat haar gelukkig maakt. ‘Het ligt misschien voor de hand, maar je leert de kleine dingen te waarderen’, weet ze.
Leren relativeren is een belangrijk devies voor mantelzorgers. ‘Als papa voor de zoveelste keer onder het mes moet’ zegt Loes, ‘denk ik aan de beterschap die de operatie met zich zal meebrengen. En niet aan de moeilijkheden die ermee gepaard gaan.’
Oordeel niet te snel
Heeft ze een boodschap voor de buitenwereld? ‘Ja, ga er niet vanuit dat je als buitenstaander kunt inschatten hoe ziek iemand is.’ Loes geeft een voorbeeld. ‘Op goede dagen probeert papa een beetje in de tuin te werken. Dan concluderen buitenstaanders al snel: het gaat toch goed met hem, zo te zien. Maar ze zien niet hoeveel medicatie hij moet nemen om zich beter te voelen, en hoe hij er dan ’s avonds aan toe is. Er zou wat meer begrip mogen zijn, zonder meteen te oordelen.’