1. Moedig klimmen en klauteren aan

Laat je kind tijdens een boswandeling maar balanceren op een boomstam. Geef het geen handje als het er niet om vraagt. Positieve aanmoedigingen zijn prima!

2. Gevaarlijke plekken zijn oké

Is je kind gefascineerd door het donker? Ga dan samen eens met de zaklamp in de tuin of weide op pad. Help het de gevaren herkennen.

3. Pas op met pas op

Wil je kind eens achterstevoren van de glijbaan glijden? Perfect! Pas alleen op met pas op.

4. Test gevaarlijke voorwerpen uit

Grijpt je kind voortdurend naar de keukenschaar? Laat je kind er dan onder jouw begeleiding mee spelen. Zorg dat hij of zij zintuiglijk mag waarnemen waarom het een gevaarlijk attribuut is. ‘Voel eens hoe hard het prikt.’

Lijm je handen in je zakken als er geen onmiddellijk gevaar dreigt
Helena Sienaert

5. Stoeien moet kunnen

Op elkaar klauteren of liggen, kan kinderen helpen om grenzen aan te geven. Onderbreek dit speelvechten enkel als het in ruzie uitmondt.

6. Springen mag

Grijp niet te snel in als je kind eens van een paar treden tegelijk wil springen. Gewichtloos zweven en impact ervaren tijdens het vallen vinden ze spannend.

7. Laat spelen zonder toezicht

Je kind dat zonder ouderlijk toezicht op het speelplein ravot? Moet kunnen! Zo leert het op zichzelf aangewezen te zijn.

8. Spot samen waaghalzen

Sta net als de mama van Marlow toe dat je kind naar filmpjes van waaghalzen kijkt. Spanning zien bij anderen genereert ook spanning bij je kind.