
Kruimelpad
'Wie vertrouwt een blinde kinderarts?'
Professor emeritus Eddy Robberecht bouwde een internationaal gewaardeerde carrière uit als kinderarts aan UZ Gent. Tijdens zijn loopbaan werd hij blind. Daar liet hij zich niet door tegenhouden. ‘Ik ben een afgrijselijke koppigaard.’

‘Waarom wordt er altijd gevraagd hoe ik kinderarts kon zijn terwijl ik blind ben?’, vraagt Eddy Robberecht (72) zich af bij de start van het gesprek. ‘Die handicap overkwam me, ik probeerde er gewoon het beste van te maken. Ja, blind zijn is pijnlijk, want ik loop overal tegenaan. Als ik vroeger op straat tegen iemand aan botste, dan verzweeg ik dat ik blind was. Ik viel nog liever dood.’
Zachtjes uitgedoofd
‘Ik draag geen donkere bril en gebruik nauwelijks mijn blindenstok, dus mensen zien het niet zo snel. Neem een geleidehond, zegt men mij. Gaat die hond me naar een congres rijden, vraag ik dan. De sociale situaties vallen me zwaar. Voortdurend moet ik anderen om hulp vragen. Vaak is het gênant. Wie brengt me naar de toiletten tijdens een congres?’
Eddy is niet altijd blind geweest. ‘Op mijn vijftiende ontdekte de huisarts dat ik slechts uit één oog zag. Een complete verrassing, ik had het nooit gemerkt. Het werd pas echt een probleem tijdens mijn doctoraat. Er groeiden tumoren rond mijn oogzenuwen. Een hersenoperatie drong zich op. Die was geen onverdeeld succes. Mijn zicht is in de loop der jaren zachtjes uitgedoofd. Natuurlijk baarde dat me grote zorgen. Welke ouder vertrouwt een blinde kinderarts die een hersenoperatie heeft ondergaan?’

Afgesloten van de wereld
De tijd vliegt als Eddy vertelt in zijn sappige, Gentse dialect. Hij excuseert zich voor zijn taalgebruik. ‘Ik zeg wat ik denk. Dat botst wel eens. Je moet wat tegendraads zijn. Tegelijk heb ik een onzekere, twijfelende kant. Ik dacht bijvoorbeeld dat ik niet slim genoeg was voor geneeskunde. Maar toen ik hoorde welke klasgenoten dokter wilden worden, besliste ik: als zij het kunnen, dan ik ook.’
‘Tijdens mijn stage als arts zag ik voor het eerst kinderen met de zeldzame ziekte mucoviscidose, die in de lessen weinig aandacht kreeg. Bij muco worden de slijmen in het lichaam zo taai dat ze alles verstoppen. Zo ontstaan problemen met de ademhaling en de spijsvertering. De kinderen lagen soms wekenlang in zuurstoftenten, afgesloten van de wereld. Hun sociale isolement raakte me diep.’

Bondgenoten
‘Ik specialiseerde aan UZ Gent in voedings- en spijsverteringsziektes bij kinderen, een dodelijk probleem bij muco-patiëntjes. Ik verdiepte me in de ziekte, ging bij de grote namen in de leer, las veel vakliteratuur en trok andere specialisten aan.’
Terwijl Eddy een aparte eenheid oprichtte voor muco-patiënten, vernauwde zijn gezichtsvermogen steeds meer. ‘Ik kan me niet herinneren wanneer ik precies helemaal blind werd. Autorijden lukte niet meer, dus verhuisden we van het platteland naar hartje Gent, dicht bij een rechtstreekse buslijn naar het werk. Er kwamen hulpmiddelen. Een witte stok, een sprekende computer omdat lezen onmogelijk werd.’
‘Kinderen met acute problemen gingen bij andere artsen. Maar kinderen met mucoviscidose en chronische leverziekten bleven komen. We waren bondgenoten, ik met mijn handicap, zij met hun chronische ziekte. Bij de onderzoeken kreeg ik veel hulp van assistenten. Samen leerden we luisteren, wat voor een diagnose even belangrijk is als zien.’
Het zwarte gat
Eddy groeide uit tot een autoriteit in binnen- en buitenland. ‘Kinderen met muco stierven vroeger jong, nu worden ze volwassen. U hebt mijn kind gered, zei een moeder me ooit. Daarvoor word ik betaald, antwoordde ik. Een groot ego heb ik nooit gehad.’
Ondertussen is Eddy met pensioen. ‘Hoe had mijn carrière eruitgezien zonder blind te worden? Het was anders geweest, dat zeker. Maar beter of slechter, geen idee. Ik geloof niet dat je geluk of ongeluk hebt in het leven. Ik gooi me nog altijd vol enthousiasme in mijn interesses. Bij het pensioen hoort toch het befaamde zwarte gat? Ik kan me niet voorstellen wat het is. Eigenlijk heb ik in mijn leven nooit een zwart gat gezien.’