Het hart is maar een spier.
Het bonst tegen de binnenkant van onze borst
en hoe harder we rennen hoe harder het bonst.

Het wordt al eens met een pijl doorboord, gebroken,
schiet in een kramp, wordt onder een riem gestoken.
Het is en blijft een spier, niets dan een spier.

De ziel is het joch dat na de wedstrijd onder gedoofde lichten
de bal tegen het net prikt en in stilte
naar de sterrenhemel klimt.

Het is de bloem die van de muur loskomt, uit haar schaduw treedt
en op de lege dansvloer een pirouette draait
in een zee van vertrapte confetti.

Noem de ziel niet zielig, noch zieltogend of zielsblij.
Dat zijn woorden die wij hebben uitgevonden
omdat we onwetend fluiten in het donker.

Het biedt troost te geloven dat eenmaal het hart is uitgeraasd
de ziel in het iele om ons heen danst als een transparante
laatste ademtocht die nimmer verdampt.

Dat alle zielen die ooit waren
aan elkander zijn verwant.

Onze redacteur, Philip Hoorne, publiceerde al 7 dichtbundels. Speciaal voor de Poëzieweek die loopt van 27 januari tot 2 februari, schreef hij dit bezield gedicht.