
Kruimelpad
Ik hoor, ik hoor wat jij niet hoort
Sommige mensen rijden kilometers ver om een stil stukje België te vinden. Maar wat als je doof of slechthorend bent? Is het dan altijd stil, of net niet? Ruth en Robin maken ons met woorden en gebaren wegwijs in de wereld van dove mensen.

Als we aanbellen bij Ruth, klinkt de bel indringend luid. ‘Een lichtflitsbel moet ik nog kopen’, zegt Ruth later, ‘maar deze is voorlopig wel luid genoeg.’ ‘Het is een vervelende bel’, lacht Robin. ‘Die blijft maar gaan.’
Plots hoor je niets meer
Rond de tafel zitten Ruth Wuestenberg, Robin Jorissen en een tolk Vlaamse Gebarentaal (VGT). Hun verhaal begint bij het verlies van hun gehoor. Toen Ruth in de tweede kleuterklas zat, merkten haar ouders dat ze minder goed begon te spreken.
Haar oren bleken al een jaar lang ontstoken. Het gehoor in haar rechteroor daalde snel. Op haar zestiende kon ze aan die zijde geen woord meer begrijpen.
‘Ik had altijd schrik om volledig doof te worden. Het leek me verschrikkelijk om bijvoorbeeld geen muziek meer te kunnen beluisteren …'
'En toen plots, op mijn 23ste viel ook het gehoor in mijn linkeroor weg. Soms hoorde ik iets, maar het ging steeds weer weg. Het voelde als een nachtmerrie. Op mijn 38ste werd het volledig stil.’
Ruth heeft de ziekte van Ménière. ‘Naast gehoorverlies heb ik ook last van tinnitus en duizeligheid’, zegt ze. ‘Nu heb ik aan beide oren ongeveer 86 decibel gehoorverlies en draag ik een hoorapparaat.’
Robin werd ook horend geboren. Op 2,5-jarige leeftijd kreeg hij een hersenvliesontsteking die overging in doofheid.
Anderhalf jaar later plaatste de dokter een cochleair implantaat (CI), een implantaat dat geluid omzet in elektrische pulsen die de gehoorzenuw stimuleren. Daardoor kan hij weer geluiden waarnemen.
‘Ze hebben mij ook een CI aangeboden, maar dat wilde ik toen niet’, pikt Ruth in. ‘Dan is dat stukje gehoor dat ik wel nog heb weg. Ik zou mijn dochter haar stem niet meer kunnen horen.’
Geluid als een robotstem
In het dagelijkse leven is het eigenlijk niet stil voor Robin en Ruth. Zelfs als Ruth haar hoorapparaat uitzet, is het niet stil. Ze blijft het ruisen van haar tinnitus horen.
‘Dankzij begeleiding slaag ik er nu wel in om dat weg te filteren. Het is er nog, maar het doet me niet meer zoveel. Het lijkt stil.’
Ook de geluiden die Robin hoort, zijn niet dezelfde als die van de horenden. Maar hoe klinkt dat dan? ‘Ik kan het moeilijk uitleggen’, antwoordt Robin. ‘Ik heb nooit iets anders geweten natuurlijk. Ik kan me jullie geluid ook niet meer herinneren. Mensen zeggen dat een CI als een robotstem klinkt.’
‘En wat hoor jij als je CI uitstaat?’, pikt Ruth nieuwsgierig in. ‘Volledige stilte. Dan hoor ik geen druppel meer.’
Een zalig drukke zaal
Als Robin gebaart, dan doet hij dat heel enthousiast. Druk bijna. Als hij klank zou gebruiken, dan zou zijn stem de kamer vullen, maar het blijft stil.

‘Voor jou lijkt dat stil,’ zegt Robin, ‘maar als ik een ruimte binnenga, waar verschillende doven communiceren in gebarentaal, dan is dat voor mij een drukke bedoening. Ik begrijp van elk gesprek in mijn gezichtsveld de boodschap.’
‘Op Werelddovendag stond ik te wachten in een ruimte vol met mensen’, herinnert Ruth zich. ‘Voor mij was het zalig stil. Iedereen communiceerde in gebarentaal. Omdat ik net VGT studeerde kon ik wel enkele gebaren lezen. Toen besefte ik voor het eerst dat een zaal met zoveel impulsen ongelooflijk druk is voor dove personen.’
‘Een zaal met horende mensen ervaar ik daarentegen wel als stil, want ik versta het niet’, zegt Robin. ‘Ik heb geen vertaling in mijn hoofd.’
Met één blik genoeg
De gebarentaalstijl van Ruth en Robin is opvallend verschillend. Die van leerling Ruth is klein en voorzichtig. Die van Robin deint mee met de toon van het gesprek. Soms maakt hij een klein, zijdelings gebaar, andere keren gaan zijn handen zo snel dat ik verbaasd ben dat de tolk kan volgen.
‘Als ik kwaad of enthousiast ben, ga ik sneller gebaren’, beaamt Robin. ‘Maar nu ben ik niet kwaad hoor, dat lees je wel af van mijn mimiek. De grootte en de snelheid van de gebaren geeft nuance mee. Mimiek is de intonatie van onze stem.’
‘Bij fluisteren maak je kleine, weggestoken gebaren, zodat niemand het ziet’, vult Ruth aan.
Robin: ‘Ja, dat klopt. Andere personen mogen het niet zien. Bij dove personen kan één gebaar en wat mimiek soms voldoende zijn om de andere een boodschap te geven. Horende mensen hebben een volledige zin nodig.’
Ik ben een horende
Tijdens ons gesprek hebben Ruth en Robin het vaak over de horenden, wie voor hen de anderen zijn. Het voelt raar om zo aangesproken te worden, maar voor Robin en Ruth is dat een alledaagse realiteit.
‘Ik heb zelfs in beide werelden een handicap’, zegt Ruth. ‘Bij de horenden kan ik niet alles begrijpen, omdat ik niet alles hoor. Bij de doven die gebarentalig zijn, begrijp ik ook niet alles, omdat mijn kennis van de VGT nog gebrekkig is.’

Ook Robin worstelde met zichzelf. Thuis groeide hij op zonder gebarentaal. Omdat zijn familie horende was, had hij het gevoel dat hij ook moest horen.
‘Pas op mijn 16e, begon ik mijn doofheid te aanvaarden. Dat voelde echt als thuiskomen. Ik kan liplezen en spreken, maar VGT voelt als mijn moedertaal. Jullie denken in woorden, ik in gebaren.’
Ook doven willen roddelen …
Voor de lens van de fotograaf vertelt Robin in gebarentaal een verhaal aan Ruth. Plots barsten ze in schaterlachen uit. Ik heb geen idee wat er gezegd is.
‘Wij hebben dus ook dat probleem’, zegt Ruth. ‘Als een collega van mij iets zegt uit frustratie, dan vraag ik soms om het te herhalen. Maar dan zegt die vaak oh niets, niets … Ik word net gestraft omdat ik niet hoor.’
‘We kunnen niet meeroddelen, worden vaak uitgesloten’, zegt Robin. ‘Ik vind het frustrerend als collega’s onderling aan het babbelen zijn en doen alsof ik er niet bij sta. Ze doen geen inspanningen om te articuleren of vragen niet of ik het begrijp. Goh, het is niet belangrijk, zeggen ze dan. Maar ik beslis graag zelf over de informatie die ik wil opvangen.’
… en naar concerten gaan
Ook bij culturele evenementen stoten doven nog op problemen. Robin mag niet altijd zijn tolk meenemen naar concerten of musea. ‘De tolk is mijn toegankelijkheid tot het hele gebeuren. Wij moeten als één persoon beschouwd worden, en dus moet de tolk geen inkom betalen. Dat is mijn recht. Anders is het discriminatie.’
Om culturele organisaties te sensibiliseren en hen te tonen wat mogelijk is, begon Robin met Doof & Events als onderdeel van Doof Vlaanderen.
Ruth: ‘Als organisaties iets toegankelijk willen maken voor doven, dan nemen wij dat op ons. Ook als een doof persoon ergens naartoe wil, dan contacteren wij de organisatie om te vragen voor een tolk, boven- of ondertiteling, of ringleiding. Dat is een lus die aan een versterker is aangesloten en het geluid rechtstreeks tot in het hoorapparaat brengt.’
Hun doofheid beschouwen Robin en Ruth echt niet alleen als een beperking. Integendeel, Ruth ziet er ook de voordelen van.
‘Robin en ik zaten onlangs op een trein die van Plopsaland kwam. Die zat vol met vermoeide, huilende kinderen. Ik heb gewoon mijn hoorapparaat uitgezet. We waren nog nooit zo snel thuis.’
5 tips om te praten met iemand met hoorbeperking
- Articuleer duidelijk
- Ga naar een rustige omgeving
- Zorg voor voldoende licht, maar ga niet in het tegenlicht staan
- Blijf oogcontact houden
- Praat tegen slechthorenden niet te stil, maar ook niet te luid