
Kruimelpad
Gusta (94) zingt: 'Ik vind dat er een koor moet zijn in elk diensten- en woonzorgcentrum'
Samen zingen is helemaal hip. Wie dacht dat koren oubollig waren, komt van een kale reis terug. We vroegen aan drie mensen die geregeld zingen om onder woorden te brengen wat er zo speciaal is aan samen zingen. Een van hen is Gusta Maes (94) uit Antwerpen.

Met de ramen open zingen
‘Ik zing al van mijn acht jaar. We hadden een groot gezin – acht kinderen – en in die tijd was er geen tv dus lazen of zongen we maar. Speciaal voor de buren zongen we altijd met de ramen open, want die vonden het superplezant om naar ons te luisteren. Als we eens een dag niet zongen, kwam de buurvrouw in onze kruidenierswinkel vragen of alles wel oké was (pretoogjes).’
‘Ik leerde al vroeg meerstemmig zingen door samen te zingen met mijn broers en zussen. En ik zong altijd de hoogste noot, ik was en ben nog steeds een sopraan. Mijn stem is na al die jaren niet gezakt (grijnst breed). Ik zong ook mee bij de congregatie van Onze-Lieve-Vrouw. Dat was altijd op zondag om elf uur naast het kapelleke aan de kerk op het Koxplein in Borgerhout. Dan moesten we eerst een halfuur zingen, dan een halfuur bidden en daarna mochten we een halfuur spelen.’
Over de zeescouts en de trekzak
‘In de jeugdbeweging zongen we ook veel. En als mijn broers thuiskwamen van internaat hadden ze altijd nieuwe liedjes geleerd. Daarom was ik altijd heel benieuwd als ze terugkwamen. Op school vroeger was ik de enige van de klas die graag zong. Ik moest altijd voorzingen en was daardoor de grote febbe (nvdr. lieveling) van de muziekleraar.’
‘Zingen is de truc om iemands hart te veroveren en mijn man kon zo mooi zingen dat het hem gelukt is. Hij kende veel cowboyliederen en liedjes van bij de zeescouts. Hij speelde ook gitaar en trekzak (nvdr. accordeon). Samen kregen we zes dochters en één zoon, die ik allemaal in slaap zong met liedjes.’

Ter beteugeling van het dronkenschap
‘We hebben ooit een familiekoor opgericht toen een onze dochters trouwde. Dat koor hebben we nog een hele tijd daarna voortgezet totdat de jonge garde kinderen kreeg en het eerder op een crèche in plaats van een zangkoor leek. Ik heb in mijn leven in heel wat koren gezongen, waaronder de Waelrantkoren.’
‘Als kind zong ik ook mee ter beteugeling van het dronkenschap. Vroeger werden lonen uitbetaald in cafés die in het bezit waren van bedrijven. Veel mannen deden dan heel wat van hun geld ineens op aan drank. Er was een clublied en dat ben ik ooit eens mee mogen gaan zingen in Brussel voor de radio. In de serviceflat waar ik nu woon, woont er ook een vrouw die dat clublied kent. Als ze mij ziet, zingt ze het uit volle borst.’
Nog lang niet uitgezongen
‘Ik ben nog lang niet uitgezongen. Ik vind dat er een koor moet zijn in elk dienstencentrum of woonzorgcentrum. Samen zingen kikkert je helemaal op en de teksten zingen is een goede geheugenoefening. Ik zing nu al acht jaar mee met koorproject voor vijftigplussers Jong van Hart. Dat is in Antwerpen en ik doe het samen met mijn dochter An. Zo’n project bestaat uit tien repetities en een optreden. Zelfs in de coronaperiode hebben we online samen gerepeteerd. Ik ben de enige van de 120 bewoners van de serviceflats hier die meezingt met Jong van Hart. Dat is toch zonde!’
‘Ik vind dat er meer propaganda gevoerd moet worden voor het zingen in compagnie. Je moet zelfs geen noten kunnen lezen om mee te zingen, de zangkriebels lossen dat wel op. Als je dezelfde woorden zingt, kom je in dezelfde sfeer. Samen zingen is veel mooier dan alleen.’
Gusta houdt van: Halleluja van Händel, Le temps des cerises, We’ll meet again van Vera Lynn, Billie Jean van Michael Jackson en alles van The Beatles.