In ons hoofd zijn mijn allerliefste en ik veel opgeruimder dan in het echt. Het is een pak eenvoudiger om te denken dat je iets zult weggooien, dan het ook effectief te doen.  
En dus staat er op het toilet bijna altijd een cohort kartonnen toiletrolletjes. Soms netjes geschrankt naast elkaar, dan weer opeengestapeld als een wankele toren, of kriskras door elkaar.  
Nooit staat er slechts eentje, ze zijn minstens met zijn tweeën. Om dat te verklaren moet je al een diploma in de kwantumfysica hebben. Dat hebben wij niet. 

Meestal laat ik ze onaangeroerd, en codeer ik enkel de gedachte: straks die dingen bij het oud papier gooien. Om daarna deze geprogrammeerde lijn te overschrijven met een loze bedenking.  

Toegegeven, ik vertoef vaak in het gezelschap van die rolletjes. En neen, lang niet altijd wegens hoogdringendheid. Meestal niet wegens hoogdringendheid.  

Het toilet is de panic room van het leven. Daar waar ik de werkelijkheid ontvlucht. Of de afwas en de zeurende kinderen.  
Het is de immer getolereerde pauze tijdens de werkdag.  
Waar ik mijn hoofd probeer leeg te maken.  
Meestal zit ik er doelloos voor me uit te tureluren. En te schermen met mijn eigen gedachten. Ik kan er me suf pareren. Tot ik twee kartonnen cilindertjes pak. Ze tegen elkaar zet en het tweelingrolletje gebruik als verrekijker. 

Vroeger kwam het meteen. Nu moet ik eerst een tijd naar het witte keramieken wastafeltje voor me staren. Maar als in mijn hoofd die aula vol stemmetjes lang genoeg zwijgt, vervaagt uiteindelijk het beeld. En komt er een onmetelijke oceaan in het zicht, met aan de einder een wildernis aan zeilen. Slank als zaailingen, want de armada is nog veraf. Dat moet ook. Zo heeft mijn brein nog de tijd om langzaam de details in te vullen. Ooit werkte die grijze massa sneller.    

Jedi met sombrero leunt op toilet

Slijt je verbeelding met de jaren? Is het een talent dat minder rekbaar wordt, dat verstart, sputtert en overleeft op het randje van de schijndood? Smoren we het in een bad van routine en waanzin, en slechte televisie?  

Of leren we het af? Kregen we te vaak een tik op de knokkels omdat we drakenvleugels en mystieke zwaarden boeiender vonden dan fotosynthese en de parabel van de barmhartige Samaritaan?  

Of offeren we fantasie simpelweg op het slachtblok van de tijd? Is het iets wat we ontgroeien als we vervellen uit onze kinderhuid?

De armada nadert snel. Er staat een gunstige wind. 
Vooraan een kolos van een containerschip. Negen masten met zeilen zo groot dat een doorsnee Griek iedereen die hij familie noemt er onder te slapen kan leggen.  
Het is het schip van Kapitein Sombrero. Dat verraadt de vlag met de gekruiste maracas op de hoogste mast.  
Wie in zijn kielzog zit, is ook meteen duidelijk. De Kapers van de Culturele Appropriatie, een stelletje rabauwen met de verbeeldingskracht van een goudvis. Sombrero’s aartsvijanden. Zij kunnen het niet verkroppen dat een voormalige Duitse keizer getooid met een Mexicaanse hoed de oceanen bevaart.
 

Het debiet van het volwassen leven is zo groot dat tegenspartelen vermoeiend is. Je laten meesleuren gaat vanzelf. Gesprekken met vage kennissen worden opgestookt met vakantieplannen en renovatiedromen, met opbrengstcijfers van zonnepanelen, prijzen voor warmtepompen en te stellen dat je volgende wagen echt wel een elektrische zal zijn. Er is roering over alles wat gebeurt en consternatie over alles wat niet gebeurt. En allemaal maakt het ons kwaad. 
Verwondering hebben we tegen een slecht onderhandelde prijs ingeruild voor verontwaardiging. We laven ons eraan dat het een lieve lust is.  
En dan vind je het plots vanzelfsprekend dat niemand ooit nog vraagt wat je favoriete dinosaurus is. Of welke kleur van lightsaber jij zou kiezen als je een Jedi was.   
 
Dan zie je het monster niet meer dat onder het wateroppervlak huist. Dan mis je de Dageraadridder als je ’s ochtends de gordijnen openschuift. Dan zet je de Nachtmerrie niet langer op stal voor je onder de wol kruipt. 
Dan zijn wc-rolletjes gewoon kartonnen cilinders.  

De 36-ponders van de Kapers van de Culturele Appropriatie brullen zonder adempauze. De lucht vult zich met kruitdampen en opspattend water. Dit wordt een lastige voor Sombrero.  
Een nieuw salvo doet zelfs de oceaangolven daveren … 

Of nee, wacht, er is gewoon iemand op de toiletdeur aan het kloppen. 
‘Schat, ze hebben je al vijf keer gebeld via Teams. Het is precies dringend.’ Mijn allerliefste klinkt geïrriteerd.  
Dat overleg met die collega was nu, besef ik. Ik kijk door mijn verrekijker. Nee, daar heb ik nu geen tijd voor.  

‘Dat die dekselse landrat nog even wacht. Ik moet hier zo meteen deelnemen aan de zeeslag van de eeuw’, schreeuw ik terug.  

De stilte die volgt, staat in schril contrast met het lawaai op mijn ingebeelde oceaan.  
‘Oké dan,’ aarzelt mijn wederhelft. ‘Maar dan zet ik het geluid van je laptop af.’ 

Leve Kapitein Sombrero! 

Geïnspireerd om ook eens naar buiten te turen? Om wat je uit je raam ziet en daarbij denkt met anderen te delen? Kruip in je pen en stuur het resultaat naar leef@cm.be. Wie weet maakt onze illustrator binnenkort van jouw 'Turelure' een illustratie.