Bijna negen zomers geleden is het ondertussen. Je pakt de hand van de oncoloog en wenst haar een mooie reis toe. Want als alle patiënten zoals ik waren, zou je nooit op vakantie kunnen vertrekken.

Je spreekt de woorden breed glimlachend uit. De zon staat hoog aan de hemel en haar stralen priemen de ziekenhuiskamer binnen.

Niets wat op dat moment doet vermoeden dat je twee weken later niet naar haar reis zult informeren. Je bent er nog, maar je bent stilletjes in een coma gegleden. Kamer 541, waar we wekenlang als gezin hebben gekampeerd, is plots een plek vol afscheid en herinneringen.

Ik begrijp het niet. Ook ik heb bij de diagnose borstkanker even aan de dood gedacht. Je was er je mama zelf op jonge leeftijd aan verloren. Maar zoveel jaar later staat de wetenschap toch veel verder?

Zo plots en onverwacht als de tumor kwam, zo plots en onverwacht verloor jij de strijd. Geen slechte prognose. Niets
Stephanie

Zo plots en onverwacht als de tumor kwam, zo plots en onverwacht verloor jij de strijd. Geen slechte prognose, geen arts die er weken of maanden op kleefde. Niets. En geen van ons die het zag.

Op het moment dat alles voorbij is, richt de verpleegkundige zich tot mijn broer en mij. Dat jullie nog de moed hadden om hier te zitten studeren. We kunnen niets uitbrengen. We hebben het nooit zien aankomen, neen. Onze wereld is nooit gestopt met draaien. Terwijl wij examens aflegden, zou mama beter worden.

Pas later kwamen met het besef ook de vragen. Ze spatten uiteen op de witte muren van de ziekenhuiskamer. Hadden we het moeten zien?

Waarom was er van een slechtnieuwsgesprek nooit sprake geweest? Wist jij wat er jou te wachten stond, mama? Misschien hadden we moeten vragen hoe dat moest, verder leven zonder jou.